List
Nld/Unilex common words 1
- de
- van
- het
- een
- in
- en
- dat
- op
- is
- te
- met
- voor
- zijn
- die
- niet
- aan
- om
- ook
- er
- bij
- heeft
- maar
- als
- naar
- hij
- uit
- door
- ze
- jaar
- nog
- over
- je
- ik
- dan
- meer
- was
- hebben
- of
- al
- worden
- tot
- wordt
- dit
- werd
- haar
- deze
- we
- geen
- procent
- Ⓒ
- zich
- na
- onder
- hun
- zo
- wel
- nu
- kan
- wat
- kunnen
- veel
- euro
- gaat
- tegen
- nieuwe
- twee
- zou
- mensen
- moet
- gaan
- weer
- miljoen
- andere
- wil
- had
- politie
- waar
- Nederland
- Volgens
- eerste
- zal
- moeten
- daar
- omdat
- man
- eerder
- goed
- staat
- volgens
- maken
- aldus
- zij
- grote
- mijn
- tijdens
- zien
- alle
- komt
- komen
- toen
- Amerikaanse
- tijd
- bekend
- Nederlandse
- alleen
- week
- zegt
- weten
- jarige
- hem
- doen
- waren
- zei
- afgelopen
- tussen
- af
- u
- drie
- verder
- hier
- hoe
- per
- bedrijf
- land
- onderzoek
- miljard
- mee
- eigen
- aantal
- dag
- laten
- vrouw
- vrijdag
- uur
- ons
- tweede
- donderdag
- vooral
- sinds
- heel
- dus
- zelf
- Europese
- krijgen
- minder
- toch
- heb
- woensdag
- steeds
- kinderen
- werden
- dinsdag
- mogelijk
- vorig
- leven
- kwam
- maandag
- via
- toe
- geld
- willen
- ruim
- bijna
- Amsterdam
- dollar
- zoals
- jaren
- keer
- onze
- laat
- iets
- staan
- terug
- vindt
- samen
- rond
- elkaar
- auto
- minister
- blijkt
- ging
- maakte
- echter
- laatste
- groot
- eens
- maanden
- maand
- weg
- binnen
- altijd
- bank
- ben
- huis
- wie
- één
- zonder
- zullen
- s
- vanaf